Aurland, Flåm & de Rallarvegen



Deze meimaand is nog niet om, maar wat is ze prachtig. Weer zo vol zonneschijn en bloemenplof. Een maand waarin de natuur explodeert in al haar voorjaarskleuren en honderdduizend geuren. Mei is voor mij één van de mooiste maanden.
Mei is tevens nog voorseizoen en toeristisch gezien nog redelijk rustig. Voor ons dus dé kans om er zelf een paar dagen op uit te gaan.


We vertrokken donderdagmorgen voor een rondje zuid. Een route, via Fjærland en Kaupanger, over de 5, naar Lærdal, waar een lunchstop zeker de moeite waard is. Lærdal, met zijn lieflijke straatjes, was rustig. Het was 17 mei, nationale feestdag. De enige mensen die we zagen waren inwoners van het dorpje zelf. Velen in Bunad, traditionele klederdracht. Geen huis zonder vlag. We wandelden langs de authentieke huisjes en hotels. Hotel Lindstrøm, nog even schitterend en statig als het er uit moet hebben gezien als toen het net gebouwd was. Al rondkijkend zagen we een bordje aan de muur van het hotel dat ons wel aansprak: Bilturist. Ter ere van Noorwegens eerste automobiltoerist. Petrus was een Nederlander.


Na genoeg gezien te hebben van het Lærdal, reden we verder naar Flåm. Helaas helaas, gewoon over de E16. Wat wilden we graag over de 243, de Aurlandsfjellet, maar die was jammer genoeg nog niet open. Er zat dus niet anders op dan de tunnel te nemen. De Lærdalstunnelen. Een tunnel van maar liefst 24 kilometer lang. En om te zorgen dat bestuurders niet in slaap vallen, hebben ze drie kunstmatige daglichtpunten in de tunnel verwerkt.

     

 Na zo'n 20 minuten reden we het gat in de berg weer uit. Heerlijk, daglicht zonder kunstgrepen.
Nu was het nog maar een heel klein stukje naar Flåm, maar voor we daar onze slaapplaats gingen opzoeken, besloten we om nog even door te rijden. Tòch kijken hoever we de 243, vanaf deze kant, op konden.
Bij het begin van de weg stond al aangegeven dat we niet verder konden zo'n 10 kilometer, maar Stegastein was wel te bereiken. Stegastein bleek een overhangend uitkijkpunt te zijn. Werkelijk een schitterend uitzicht over het Aurlandsfjord geniet je vanaf het puntje van de stein. Maar dit was niet waarvoor we kwamen. In de auto en verder. Het werden meer dan 10 kilometers. Zou ie dan toch? Nee, toch niet. De weg werd na een tijdje echt afgesloten door een vegbom. Maar mooi was het daar. Zo heerlijk om daar te staan. Nog maar zo weinig mensen om je heen. Daarentegen zoveel rauwe wildernis. Rots, dor gras, sneeuw en een koude bries.


Na een nacht in Flåm vertrokken we te voet naar het station. Bepakt met volle rugzakken liepen we de 'stationshal' in. De afdeling souvenirs was groter dan de balie waar we onze kaartjes kochten. Nog een klein museum is ingericht, vlak naast het perron. Het houdt de herinnering van de zwoegende spoorwerkers hoog in ere. Gebruiksvoorwerpen en beelden geven een compleet verslag van de bouw van de spoorlijn die wij even later omhoog namen. De Flåmsbana: een 20 kilometer lang spoor waarin het in ongeveer een uur tijd een hoogteverschil maakt van zo'n 860 meter.



Deze treinreis stond al een tijdje op ons verlanglijstje en heeft ons niet teleurgesteld. Een prachtige rit die, tussen vele kleine tunneltjes door, van het ene mooie uitzicht in het andere valt. Een stop op het middelst gelegen station, om de trein die van boven komt te laten passeren, om daarna de klim verder omhoog  te vervolgen. Dan, bij de gigantische waterval Kjosfossen, stopt de trein nog een keer bij een groot platform. Hier mogen we er even uit om ons nat te laten worden. Een regenjas is hier geen luxe. Terwijl reizigers met hun camera's in de weer zijn klinkt ineens een prachtige stem van een zingende dame boven het geluid van het neerdenderende water uit. De mythe van Huldra speelt zich hier af. Het verhaal van een nimf die mannen mee zou lokken het woud in.




Wanneer ze klaar is met haar gezang, en ik kijk of mijn man er nog is, gaat de trein verder voor het laatste stukje. Een aantal kortere stukjes tussen heel kleine haltes om als laatste te stoppen bij Myrdal. Een station waar doorgereisd kan worden naar Bergen en Oslo. Hier neemt de trein een pauze om later weer terug te keren naar Flåm. Vele reizigers gaan meteen weer mee. Wij bleven, bijna als enige.




We wilden nog even wat langer ronddwalen in dit piepkleine plaatsje met zijn vier huizen en een station. Kijken wat de natuur hier te bieden had. Een trap omlaag bracht ons tussen de huisjes. Een klein bordje wees op een wandelroute. Het pad leidde ons onder een spoorbrug, langs een ruisende beek. Van daar was er weinig pad meer te zien. Enkel wat voetsporen in de sneeuw van mensen die ons voor waren geweest. We volgden ze tot ook die niet verder gingen. Door stukken sneeuw en stukken nat gras liepen we nog een stukje door. Op een grote steen, in de zon, hadden we geweldig uitzicht op het station en na een heel relaxte koffie liepen we terug om in stationscafé Rallaren een kleine Lasagne met een biertje naar binnen te werken.




Een wandeling naar een eerder station zou ons naar onze overnachtingsplek brengen, Hotel Vatnahalsen. Bij aankoop van onze treinkaartjes adviseerde de baliedame ons al om met de trein naar het andere station te gaan vanwege sneeuw op het wandelpad. Maar nu waren we nog redelijk op tijd en wat lopen door sneeuw was wisten we ook wel, dus.....geen trein. Het werd een tripje van een half uurtje. Bergje af en bergje op. Hier en daar door sneeuw, maar het was heel goed te doen.




Een goed diner, heerlijke douche, comfortabel bed en goedvullend ontbijt maakte ons klaar voor de lange wandeling terug naar Flåm. Een wandeling van een kleine 20 kilometer die begon met een pittige afdaling van zo'n 2 kilometer.




Ongeveer een twintigtal haarspeldjes vormen het begin van de Rallarvegen. Enkele mensen gingen ons voorbij op mountainbikes. Sommigen onervaren of angstig, stapten af bij elke bocht. Andere diehards gingen zelfs naar boven.
Na deze aanslag op de benen, werd het pad minder steil en ging het gemoedelijk verder het dal door. Heerlijk rustig was de weg zeker tot aan het station halverwege, Berekvam. Daar waar de treinen elkaar passeerden, was tevens een toilet. 





Ook is daar een mogelijkheid voor dalende wandelaars om op de trein te stappen. 
Een paar kilometer verder besloten we dat het tijd werd voor een uitgebreide lunch en wat rust voor de benen. Even de schoenen en sokjes uit om de warme voeten te laten afkoelen.
Hoe dichter we bij Flåm kwamen, hoe meer verkeer ook over de weg. Hier was het niet meer verboden voor auto's. Maar het bleef een schitterend pad. Van begin tot eind geweldig imponerend. Tussen steile rotsen door en overweldigend veel water wat er van de bergen kwam, was het niets anders dan nietig zijn.

Al hadden we dit voor geen goud willen missen, toch waren we blij dat Flåm in zicht was. Met vierkante kuiten kwamen we bij de auto aan. Bedankten de mensen waar onze auto die paar dagen had mogen staan. Deden een paar boodschappen en nuttigden we een welverdiend ijsje op de stoep van het station waar we begonnen, voor we naar Aurland reden waar we zouden overnachten.




Dag vier, en ik zal er niet om liegen, vonden we het niet erg dat we niet hoefden te lopen. Blij dat we weer de Bilturist uit konden hangen vertrokken we richting Gudvangen om even daarna bij Stalheimskleiva even van de E 16 af te gaan voor een heel leuk stukje weg met scherpe bochtjes.
Daarna gingen we verder en kwamen we langs Tvindefossen. Een flinke waterval die je niet kunt missen. Al is het alleen al door de hoeveelheid toeristenbussen langs de weg.




Onze route ging verder langs de E16 tot we eindelijk bij Evanger de 313 op konden, die verderop overging in de 569. Een heerlijk 'wit' weggetje met schitterende uitzichten, mooie bochten en veel hoogteverschil. We reden langs Mo, een plaatsje ergens aan het einde van een uitloper van het fjord bij Bergen. We waren daar wel een beetje een vreemde eend in de bijt. Wij, met ons ouwer Volvootje, stonden geparkeerd tussen de Porsches en nog meer van dat dure speelgoed. Om van de jachten die er lagen nog maar niet te spreken.




We bleven dan ook niet zo lang en reden over het bruggetje Mo-naco weer uit. Daarvandaan richting de E39 die we een klein stukje noordelijk gingen om bij Matre weer van de weg af te gaan. Vandaar reden we naar onze laatste overnachting van deze dagen. Een aardig hoog liggend hotel aan een, toen, winderig meer, midden in een groot  hyttepark. 

De route voor de laatste dag zou een lange worden. Ons plan werd een beetje omgegooid doordat de ferry vanaf Ortnevik alleen 's morgens vroeg en daarna pas later op de middag weer voer. Maar omdat we toch het Sognefjord weer over moesten, werd het Oppedal.  Natuurlijk wel via Fylkesvei 8. Zo rustig en zo mooi.
Tijd voor de minicruise van Oppedal naar Lavik. Een tochtje van ongeveer 20 minuutjes, zonder al teveel wind, was boven op het dek wel uit te houden. 




Vanaf Lavik vervolgden we de rit over de E39 tot aan Vadheim. Vandaar de 55 naar Balestrand om vanaf daar te rijden naar Vetlefjorden. Druk was de weg in zijn geheel niet. Duidelijk was te merken dat het absoluut nog geen hoogseizoen was. 
Vanaf Vetlefjorden is er maar een ding mogelijk. De Gaularfjellet! Natuurlijk! De weg was niet meer 'Vinterstengt' en we konden hem met geen mogelijkheid aan onze neus voorbij laten gaan. We zijn niet voor niets Bilturisten. 




Je moet me maar geloven als ik zeg dat we de hele weg, van begin tot eind, hebben genoten. Op de weg gelet maar natuurlijk hebben we ook vreselijk veel om ons heen zitten kijken. Wat een landschap. En wat een weg. Hij gaat rap de hoogte in en gebruikt daar ook heerlijke bochtjes voor. Werkelijk een genot voor iedere tourgek. 
Bijna boven werd ook steeds duidelijker dát de weg nog maar kort open was. Sneeuw lag nog in hoge pakken naast de weg. 





De top van Gaularfjellet is bedeeld met een groots uitzichtpunt. Een flinke betonnen punt steekt uit over de rand van de berg. Of je het mooi vindt of niet, het is een knap staaltje werk dat daar neergezet  is en levert je een geweldig zicht op de weg daaronder.

Vanaf de Gaularfjellet ging onze weg naar huis terug. En wederom niet alleen maar langs de E39, maar ook over de 5 en langs Hyen. Mooie wegen, we krijgen er maar geen genoeg van.


                                                                                                            
                                                                                                          
                                                     Met de groeten van een  Bilturist.                                                                       

                                                                     
        

              











                                                  






Reacties