Dovrefjell en Muskusos
Het is eind september, Tijd om er een paar dagen op uit te gaan.
Ga mee....
Schitterend weer vandaag, dus dat beloofde prachtige uitzichten.
We vertrokken in oostelijke richting. Bekende weg. Utvikfjell. Stryn, alwaar we enige boodschappen deden, zodat we de komende dagen geen tijd kwijt waren aan onnodig sjoppen.
Van daar de bult op. En wat is het dan een genot om te zien dat de slagboom voor de Gamle Strynefjellvegen omhoog staat. Keuze: tunnel of oude weg. Geen seconde hoeven we na te denken. En hij is weer prachtig. Het eerste stuk heeft nieuw asfalt, beetje jammer, maar dat doet aan het genietgehalte niks af. Dan, zo'n beetje ter hoogte van de Sommerski, is de weg weer als vanouds, vol gaten. Leuk, leuk.
We verlaten de Strynefjell en gaan de 15 verder af naar Lom. En dan is het de derde keer dat we het zo treffen, dat het wéér koffietijd is als we daar aankomen. Nu moesten we dan tóch de beroemde bakker maar eens opzoeken. We kochten daar 2 broodjes en besloten die, met een kop koffie, meester te maken op een bankje in de, nog steeds, stralende zon, bij de al even beroemde staafkerk.
Toen door. We hadden nog ongeveer anderhalf uur voor de boeg. Lesja, daar stond het geboekte hutje voor de eerste vier nachten. Bij Vågåmo linksaf. De Slådalsvegen. En wat wil het glorieuze toeval. Een bom(tol)weggetje. Dat wil dus zeggen dat het een privé-onderhouden weg is en dat de eigenaar geld mag vragen aan een ieder die van de weg gebruik wil maken. En wij houden zó van dat soort weggetjes. We betalen, en de boom gaat open. Schitterend, prachtig, magnifiek. Herfst in volle glorie. Wàt een kleuren! En terwijl we daar rijden, krijgen we een heerlijk uitzicht op het national park Dovrefjell-Sundallsfjella voorgeschoteld. Dat was wat je noemt, voorpret.
En dan zijn we gearriveerd in Lesja. We zoeken Søre Traasdahl Hyttetun en laden onze spulletjes uit, brouwen iets te eten en nestelen ons in het klein, maar knusse kamertje.
Nog geen 3 kilometer op weg konden we de camara's al trekken. Eland!! Voor ons de eerste eland live zolang we hier wonen.
Zooo gaaf.
Het dier liet zich alleen niet heel lang zien en vertrok al snel terug tussen de bomen.
Dus wij weer in de auto. Verder op beestenjacht.
Volgende stop. Het moeras bij Fokstugu. We parkeerden en trokken de windjacks aan. Een muts was ook geen overbodige luxe. Het was een klein wandelingetje van ruim 1 km heen en 1 km terug. Het pad bestond voor een groot deel uit vlonders. Het soppige moeras eronder. Eindpunt van de korte wandeling; een vogelkijkhut.... We zagen 2 vogelaars en meer eigenlijk niet. Zij ook niet.
Terug in de auto. Aan de koffie en met een kaart op schoot, van waar nu heen, hadden we het over de muskusos. Eén van de redenen dat we de Dovrefjell bezochten.
De Muskusos. Een grote oerkoe die eigenlijk meer verwantschap heeft met de geit. Hij eet voornamelijk mossen, twijgjes, berkenschors en grassen. Een planteneter dus. Zijn vacht is enorm dik met erg lang haar. Hij is bruin tot zwart en vindt 10 graden warm zat.
In Noorwegen zijn de muskusossen opnieuw uitgezet. Diverse pogingen zijn gedaan sinds 1925 maar de uitzetting, later, op de Dovrefjell leek het best aan te slaan. Immers waren er fossiele delen van de oss gevonden tijdens het aanleggen van de spoorlijn aldaar.
Maar waar zoeken en hoe vinden we de muskusos. Wetende dat er in het natuurpark omgerekend op elke 20 vierkante kilometer 1 os loopt.
Ergens hadden we gelezen: 'als je denkt dat je een zwarte steen ziet bewegen, moet je nog een keer goed kijken.'
En wat wil het toeval.
Ik had het nog maar net gezegd.
Ja heus.
Lopende zwarte stenen.
Vlak daarvoor een parkeerplaats.
Dus in de ankers, parkeren, verrekijkers op statief, naast de auto, proberen zo min mogelijk wind te vangen. En turen maar.
WAUW.
EUFORIE.
Het was een groep van een stuk of zeven, waaronder een paar jongen.
De wind maakte het inzoomen niet heel makkelijk, maar wat was het machtig.
Na een uur met onze vingers aan de kijkers te hebben gestaan, waren ze stijf geworden van de koude wind.
We moesten opwarmen en zouden verder.
De ossen hadden dat inmiddels ook gedaan.
We reden een beetje binnendoor, daar waar dat nog mogelijk is in dat gebied. Weggetjes gevonden op de kaart, bleken afgesloten. Waarschijnlijk om de natuur te sparen, en gelijk hebben ze, maar stiekem wel een beetje jammer.
Maar wie zoekt....
We kwamen langs een oud stationnetje. Drivstua. Het leek ons niet meer in gebruik.
Toen was het nog maar halverwege de middag, dus tijd zat om nog iets te verzinnen. Een pad, met veel, heel veel, leuke bochtjes, zei de kaart. Verder de hoogte in, zei de kaart ook. En vlakbij. Niet midden in nationaal park, dus hopelijk niet afgesloten.
Sæterfjellet.
Het werd een heerlijk stukje grevelroadtrippen.
En bovengekomen, op 1266 meter hoogte, was het nog niet gedaan met de 'safari'. Er was daar een opvang ter behoud van de fjellreven, de poolvos.
Wel waren we inmiddels zo'n 80 kilometer van Lesja. Weer verder dan we dachten, dus tijd om terug te keren naar ons hutje.
Dag drie. Dagje pretpark. We vertrokken rond 10.00 uur richting Dombås. Toen een stukje E 136, maar niet voor lang. Al snel gingen we rechts een weg in naar de Aursjøen. Een groot meer met aan beide kanten weggetjes. Aan die weggetjes, als vanzelfsprekend, vele hutjes in diverse soorten en maten. En van die schapensorteercentrums, zoals wij ze noemen. Kleine stukjes grond met eenvoudig hekwerk afgezet. Bedoelt om de schapen, die eind van de zomer van de berg afkomen, op te vangen en te sorteren. Dan kan de rechtmatige boer/eigenaar ze op komen halen met een schapenophaalkarretje. Leuk, maar daar kwamen we niet voor. We kwamen voor het 'speelpark'. Wederom een zogenaamde 'bom'-weg.
Deze keer: de Dalsidevegen.
We betaalden de tol, een hele 125 kronen. En voor dat geld vermaakten we ons de hele dag op de talloze zijpaadjes, genoten we van de duizend-en-één vergezichten en spotten we zelfs nog wat beesten. We waren tenslotte nog steeds op safari.
Dag vier. De weersvooruitzichten voor deze dag zagen er niet heel florissant uit. Kans op miezer in de ochtend, regen in de middag en winden tot 6, maar na de ervaring van de afgelopen dagen, kon dat rustig 12 meter per seconde zijn of meer.
Windjacks mee dus, en op naar Kongsvold.
We zouden nog een keer op zoek naar de Muskusos.
Rond elven waren we daar en parkeerden de auto naast het hotel.
Een gemarkeerd pad aan de andere kant van de E6, dat naar verluid, door aktueel Muskusos-gebied gaat. Maar óók gaan er verhalen van mensen die er dagenlang geen enkele os zien.
Wij lopen het pad op, onder de spoorbrug door en dan gaan we omhoog.
Stijl, rotsig.
Na een poosje is het zware klimmen voorbij en lopen we door berkenbos. Nog wel steeds stijgende.
Bovenaan stonden ineens de twee Oostenrijkers, die ons even daarvoor inhaalden. Met hun vingers over hun lippen, wezen ze, naar midden op het pad.
Voorzichtig en stil, zoals ze gebaarden, liepen wij ook het laatste stukje omhoog tot waar het vlak terrein zou worden.
'Een beetje té dichtbij', zegt de één.
En bijna stonden we oog in oog met een muskusos.
We waren inderdaad, een beetje te dichtbij. Bij elke ingang van het nationaal park staat duidelijk aangegeven dat het niet raadzaam is om de ossen dichter te benaderen dan 200 meter. Déze stond op krap 40 meter!! We waren dan ook erg voorzichtig. Fluisterden en liepen op onze tenen achter de bomen, om het dier niet te verstoren. Of liever, dat het kolos òns niet vervelend zou gaan vinden en een draf onze richting op zou maken. 400 Kilo met een gangetje van 60, daar wilden we geen kennis mee maken.
Wij, en ook de Oostenrijkers waren behangen met verrekijkers en grote lenzen. Maar wie had ooit gedacht dat we een Muskusos gewoon met een telefoon op de foto konden zetten. Fantastisch.
Ongelofelijk.
Suuuper gaaf.
Wàt een beest.
Wat hadden wij hier een gelukstreffer. Ontzag. En ook een beetje angst en grote voorzichtigheid. Samen maakte dat tot iets onvergetelijks. De plaatjes zijn gaaf. Maar de ervaring was onbetaalbaar.
We stonden daar een hele poos. Geen idee hoe lang. We wachtten tot het dier zo ver doorgelopen was, tot we hem niet meer zagen. Daarna bleven we op onze hoede en liepen over het pad waar hij stond toen we aan kwamen lopen. Je kon hem nog ruiken.
We hebben hem niet meer gezien. Ook geen andere ossen meer. Maar hij was onderwerp van gesprek toen we verder over de kleurrijke bergtoppen liepen. Over een smal, glashelder, waterstroompje. Heerlijk helder koud water.
Toen terug naar een ander deel van het berkenbos en weer omlaag. Langs vele jeneverbessen, waar we toch ook een paar van mee wilden nemen. Een pauze kon geen kwaad en in het lege bakje, waar de plakjes cake net uit opgegeten waren, pasten prima een paar handjes paarse bessen. Toen het laatste stukje dalen, tot het kleine stationnetje bij Kongsvoll, dat er ook al zo lief, en in dezelfde stijl, uitzag als het stationnetje dat Drivstua heette.
Vandaar was het een klein stukje langs de E6, terug naar de auto bij hotel Kongsvold.
Inmiddels was het begonnen met miezeren en die voorspelde regenbui die kwam. Maar toen zaten wij alweer droog in de auto. Nog steeds 'bedwelmd'.
We reden over de E6 naar Oppland. Nog een keer langs Dombås, het moeras met de kijkhut, de parkeerplaats van het Viewpoint Snøhetta (waar we vanwege de mensenmassa de eerste dag waren omgedraaid), de Rasteplass waar we de eerste ossen spotte, Kongsvold hotel, het kleine stationnetje Drivstua en de schitterende weg naar boven. Via Oppdal en de 70 dalen we zo'n 800 meter tot Sunndalsøra. Tijdens ons dalen, stijgt de temperatuur een 5-tal graden en maken we een sprongetje terug van herfst naar zomer. Beneden was alles nog groen. Het rood en oranje moest hier duidelijk nog komen.
Maar toen was het weer tijd voor het betere werk. De Aursjøvegen. Weer een kronen-weg. Aftikken met de bankpas en gaan.
Hij begon al prachtig. Ging snel de hoogte in en al gauw zaten we weer midden tussen de herfstkleuren. Water dat van alle kanten om ons heen neerdenderde. Maar helaas ook wolken die steeds meer zicht ontnamen. Tot zelfs dat we bijna niks zagen.
Gelukkig duurde dat niet heel lang. Wat gaten in het wolkendek waren ons goed gezind.
Toen tipten we de Aursjøen weer aan. Maar nu bij de noordelijke punt, bij de Aursjøhytta. Daar waar ook een grote waterkrachtdam is gebouwd.
Hilarisch dat precies bij die krachtcentrale, in de auto het lampje van de accu ging branden. Stop. Motorkap open. Het was niet de riem. Motor uit en weer aan. Zelfde euvel. We dachten, dynamo. Dus door, we moesten toch naar beneden.
Langs de achterkant van de dam.
Verder over de hoogte waar de laaghangende wolken redelijk op afstand bleven, dus de uitzichten waren ook hier weer schitterend. En wat een weg, wat een genot. Wat een kleuren en wat weer een ervaring.
Toen de daling. En die ging hard. Scherp en stijl waren de diverse bochten. Een donker tunneltje, met nog net genoeg stroom in de accu voor voldoende verlichting. Nog even genieten en toen weer langs de slagboom. De tolweg was ten einde.
Eenmaal weer beneden, bij Eikesdalen bleek dat de accu het niet meer zo lang zou volhouden. De ruitenwissers gingen, als we ze al aanzetten, steeds langzamer. Het besluit om bij de eerste de beste mogelijkheid een acculader te kopen was snel genomen. Alleen in dit land is niet elk dorp voorzien van een automaterialenwinkel.
Het werd Eidsvåg waar we zo'n ding op de kop tikten en toen liep de klok tegen half vier. Het was nog ongeveer een half uurtje rijden naar het hotel waar we zouden overnachten. Dat kwam mooi uit. Inchecken vanaf vier uur.
De 62 had alleen een flinke tunnel bij Jordalsgrenda en ons licht was inmiddels niet veel sterker dan een waxinelichtje.
De kaart zei dat we eromheen konden. Een oud stukje weg, dat nog mondjesmaat werd onderhouden.
Bij Øksendal stond Phillipshaugen Lodge al aangegeven. Een fantastisch huis, uit 1899, in oude stijl, van buiten én van binnen. We waren de enige gasten en werden ontvangen door een vriendelijke gastheer van Duitse afkomst. Na een hartelijk babbeltje en een aangeboden stopcontact om de accu te laden, kregen we koffie met warm appelgebak van het huis.
We lieten het ons goed smaken. Net als het huisgemaakte bierijs, dat we kregen als dessert.
Dag zes.
Bij het openen van de gordijnen zagen we verse sneeuw op de toppen achter het hotel. Het was fris, zo'n 4 graden, maar in de eetkamer brandde de open haard en was het behaaglijk warm. Ons ontbijt stond klaar om 8.00 uur. We zouden op tijd vertrekken, want zekerheid op voldoende stroom hadden we van bijna tot helemaal niet.
Tijdens ons ontbijt bekeken we de diverse mogelijkheden. Toeristisch, de Gamle Strynefjell nog een een keer en de Trollstigen, of niet toeristisch, de kortste weg naar huis. Door toedoen van toevalligheden werd het de kortste weg naar huis. De Gamle Strynefjell was zojuist gesloten vanwege vroege sneeuwval en op de Trollstigen zouden flinke wachttijden zijn omdat er filmopnamen waren van de zoveelste Mission Impossible film. Én, zo dachten we, is het gezien ons stroomgebrek, waarschijnlijk de verstandigste keuze om linea recta op-huus-an te gaan.
En zo deden we het. Géén Åndalsnes, maar Molde. Of toch...Bij Eresfjord was definitief de keuze gemaakt. Het regende dat het een lieve lust was. We probeerden de ruitenwissers zo weinig mogelijk te gebruiken, maar helemaal zonder was niet te doen. Na Vestnes was het telkens even droog. Een kleine opluchting tijdens het rijden.
Aangekomen bij de ferry naar Stranda, voer deze net voor onze neus weg, en moesten we bijna een uur wachten. Geparkeerd op een hellinkje naar beneden, gewoon voor de zekerheid. Motor uit of aanlaten? Starten kostte veel stroom.
Van Stranda zuidwaarts naar Hellesylt. En waar de auto de eerste uren van de rit niet warm wilde worden, zo heet was het kacheltje nu. Ramen besloegen, dus blazers open. Geen ventilator, dat kostte teveel. Gelukkig werden de opklaringen tussen de buien door steeds groter zodat we bespaarden op de ruitenwissers. De tunnels naar Hellesylt waren dermate goed verlicht, dat we die ook konden doen zonder lampen, waarvan we de laatste reden in kolonne, vanwege wegwerkzaamheden. Om die reden sloten we aan in de rij, precies ter hoogte van het uitzichtpunt bij het Geirangerfjord.......waar het één dichte mist was.
Hellesylt was gehaald.
Nu verder en weer tikten de regendruppels met grote regelmaat op de voorruit.
Een eind voor Grodås ging het abs-lampje branden. Dat leek niet goed. We moesten nog een stuk. Een honderd meter voor Grodås ging ook het lampje van de remmen branden. Nu móésten we stoppen. Een benzinepomp met sjop was in de buurt. We mochten stroom gebruiken om de accu te laden. Het was gelukkig droog en we slenterden een uur door het dorp. Langs het water. Langs gekleurde fietsen. Langs trollen. We vonden een geocache en liepen langs werken van een beeldhouwer, die de buren opzadelde met een billen probleem.
We bedankten de tanksjopbediende en vroegen naar de kosten. Als we iets kochten in de sjop, dan was het oké.
Daarna vertrokken we, een flesje cola en een zak kaaschips rijker, verder richting huis.
Het duurde helaas niet heel lang voor we bij de volgende tank-met-sjop moesten laden.
Olden.
We vroegen ons af met hoeveel cola en kaaschips we thuis zouden komen en om het daar niet op te wagen, besloten we in deze sjop maar te gaan eten. Het liep toch tegen vijven.
We laadden meer dan een uur. Na deze pomp, was de eerstvolgende bemande in Byrkjelo, ná de Utvikfjell.
Die Utvikfjell namen we langzaam. De auto wilde maar een maximum van 3000 toeren leveren. De aanjager mocht níét aanspringen, én we moesten de bult op. Hij deed het, hij deed het. Tot net voor de top.
Weer het abs lampje. Langzaam, langzamer, lager in toeren, niet warmer draaien dan nodig. Puf, zucht. Aan de andere kant. Naar beneden. Óók het lampje van de remmen brandde weer. Byrkjelo. Nog circa 5 kilometer tot huis.
Doorrrr.
Om 19.00 uur zetten we onze tassen in de gang. 10 uur waren we onderweg geweest. Blij dat we er waren en blij dat we de kortste weg genomen hadden.
Blij ook, met een paar supergave dagen.


































































Reacties
Een reactie posten