Mest en een aardappelverhaal




'Breim lukter dritt', zeggen ze in Sandane. En inderdaad. Het hele dal stinkt naar stront. De boeren zijn volop aan het bemesten. De zwarte, riekende, drap ligt all-over het groen wordende gras. Dus ook op de kleine weilandjes aan weerszijden van ons huis. Én aan de overkant van de weg én op de velden die ik zie als ik wat verder kijk. Toegegeven dat ik liever de boerenluchtjes ruik dan industriële gassen, maar een beetje minder was ook ok geweest. Eigenlijk is er geen groen zonder stront meer te bekennen, op onze tuin na dan.

Een beetje voeding op onze eigen grond kon ook geen kwaad, dus strooide ikzelf de as uit de kachel. Een halve emmer per 100 vierkante meter grond, had ik op een groenforum gelezen, voorlopig kan ik dus nog wel even vooruit. Het zou rijk zijn aan kalk en fosfor. Super voor de kleine andijvietjes, die nu in de vensterbank voorzichtig de wereld in beginnen te kijken.
Het is nog even wachten voor ze naar buiten kunnen. De groentebakken moeten nog gevuld met de inmiddels aangeschafte tuingrond en de witte tunnels zijn er als het goed is eind van de week.
Het voorjaar zou zich, volgens de berichten, rond het weekend goed laten zien, dus ik kan niet wachten.



Nu ik het over de groentetuin heb, komt er een ander verhaal bovendrijven. 
De aardappel.
 In Nederland stonden ze al niet vaak op het menu. Ja, in de stamppotten natuurlijk wel. Maar daar vonden we ze tenminste te eten. Hier was dat toch een heel andere zaak.

We waren nog niet zo heel lang geëmigreerd, en dus ook nog niet zo heel bekend met alles wat er in de supermarkten te halen was, maar een zakje aardappels zou toch niet al te moeilijk moeten zijn.
  
En zo stond ik dus eens een aardappel te schillen. Verbaasd keek ik de pieper aan. Hij was wit. Meteen moest ik denken aan wat de boer mij vroeger vertelde toen ik aardappels van de boerderij ging halen. De witte moest ik er maar uit gooien. Er kon namelijk een enkele tussen zitten die tijdens het rooien of opslaan, op de verkeerde aardappelhoop terecht was gekomen en dus niet bij de eetaardappels hoorde. Een witte aardappel was een voeraardappel.

Mijn aardappelwijsheid reikte niet veel verder dan dat, en dus legde ik de bleke jongen opzij. De tweede aardappel bleek ook een wit gelaatje te hebben. Een beetje vreemd, maar het kon gebeuren dus ik haalde mijn schouders op en legde ook deze apart. De derde die ik uit het mandje grabbelde en van van zijn jasje ontdeed bleek óók wit te zijn. Oké. Dit was wel heel raar. En na even met volle verbazing naar de bleekscheten te hebben gestaard, bedacht ik dat alles dan wel wit zou zijn.
Ik schilde dus maar gewoon een pannetje vol en kookte ze zoals je aardappels moet koken. Maar bij elke blik in de pan hoorde ik de stem van de boer. 
Toch wilde ik een aardappelpuree op tafel zetten bij de zuurkool die avond. Het werd dus een witte puree, met wat extra boter, extra snuf peper en nog een handje smaakmakers. De pan met zuurkool ging schoon leeg. Aan de botjes van de karbonades bleef geen draadje vlees zitten. Maar de pan met puree? Daarvan was de bodem nog lang niet in zicht. 

Inmiddels hadden wij al veel soorten pieper uit onze supermarkt geprobeerd. En eigenlijk waren ze geen van alle echt lekker. 
Wat nu? Zuurkool zonder aardappelpuree??
Manlief besloot de Nedernoren om raad te vragen. Daarvan zijn er aardig wat, en al even groot was het verschil in reacties. Variërend van een naam van een 'goede' aardappel tot een conclusie dat geen enkele aardappel te pruimen is, maar met flinke kookkunst wel op smaak te maken is.
We gingen op jacht naar de genoemde soorten. En het heeft even geduurd, maar een aardige en te pruimen aardappel is gevonden. De Mandelpotet. Hij ligt weliswaar niet altijd in de winkel, dus we gaan een poging doen hem in de toekomst zelf te kweken. 
Toch blijft het raar dat er zo weinig, in onze beleving dan, goede aardappels te krijgen zijn. Aan de mest zou het niet moeten liggen.





Reacties