Støyl & Sæter

                                                                

Wat is nu een Støyl en wat is een Sæter of Seter. Of is het eigenlijk allemaal hetzelfde. Het antwoord kan heel kort zijn; Ja, nu zo'n beetje wel, maar vroeger niet. 

Een Støyle ( steule ) staat bekend als een groepje hutjes op een wat afgelegen stukje grond. Je vindt ze meestal wat hoger gelegen in de bergen. Wie 'Heidi's opa in de bergen' kent, kan zich een mooi beeld vormen. De hutjes zien er vaak uit als kleine schuurtjes met een bed/bank, een stoel en een kachel. Sommigen staan op instorten terwijl anderen zeer goed zijn onderhouden en gemoderniseerd, en nu gebruikt worden als vakantiehuisje. Over het algemeen staan ze in een wat ruime opzet met een stuk open gras. Aan de andere kant zijn er ook plekken waar ze netjes op een rijtje zijn geplaatst, met allemaal het uitzicht naar dezelfde kant. Er is een grote diversiteit aan bouwstijlen die veelal te linken is aan de tijd waarin het hutje is neergezet. Een hutje dat bijvoorbeeld net na een oorlog is gebouwd kan een deel dik karton bevatten vanwege het gebrek aan materiaal. Uit de periode daarna zie je meer geschilderde buitenmuren. En let bijvoorbeeld ook eens op de materialen die gebruikt zijn voor de schoorstenen. In eigenlijk alle gevallen zal er in de buurt van een Støyle ook water te vinden zijn. Heel veel aktiviteit is er niet. Er kan hier en daar een koe rond lopen of een aantal schapen, maar een massa mensen zul je niet snel tegenkomen. 

Er gaat altijd wel een pad naar toe. Soms kun je alleen te voet, soms deels met auto en daarna te voet. Soms een hobbelig karrespoor, soms ook een fraai grevelpad. Meer wel dan niet vraagt men tegenwoordig tol voor het onderhoud van dit soort privé weggetjes. Dit gebeurt bij de kleine bomstations. Vaak in de vorm van een brievenbus, in een kleine overdekte minibushalte aan het begin van de weg, dat vraagt om een paar kronen. Meestal kan dit gewoon contant, in een envelopje waar je dan meteen datum en kenteken op schrijft. Een enkele beschikt al over een heus betaalapparaat. Pinpas erin en het poortje gaat open. Hoe fancy wil je het hebben. 

Eenmaal door het poortje gaat er vaak een wereld van rust voor je open. Een beetje off-road gevoel. Safari in the north. De gevaarlijkste wegen van.....nee, nu sla ik door. Maar toch. Hebben wij al eens op een weggetje gestaan met ons miniminibusje, waar het trucje keren op de weg moest worden uitgevoerd, naast een aan de ene kant bijna rechtomhooggaande berg, en aan de andere kant de tegenovergestelde versie. Gelukkig had het ding een heel korte afstand tussen de assen, zodat het busje na tig keer steken de neus weer de andere kant op had, maar het kan je dus gebeuren. Dàt, of in z'n achteruit, het hele stuk. 

Maar we dwalen af. Een Støyle dus. En nu kun je zeggen: maar dat lijkt op een Seter! Dat klopt. Tegenwoordig worden beide woorden gebruikt omdat ze in de loop der tijd steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Maar van oorsprong was er verschil. 


Een stukje geschiedenis.....

Er was eens een boer met koeien. Deze boer zal een boerderij hebben met een stuk grasland. Dat gras kan in de zomer geoogst worden om te gebruiken als voer voor deze koeien in de winter, mits het in de zomer niet allemaal al opgegeten wordt. Daarom stuurt de boer zijn koeien in de zomer de bergen in naar een plek waar de sneeuw gesmolten is en er groen genoeg te happen valt. Eén dingetje echter, de koe moest wel gemolken èn de boer had daarnaast veel werk te doen op de boerderij. Dat vroeg dus om een strategisch plekje. Niet te ver van huis, genoeg groen voor de koe, water in de buurt om te drinken en te wassen. Een melkplek op loopafstand van de boerderij. Zo kon er 's avonds en 's morgens gemolken worden en werd de melk naar de boerderij gebracht. Vaak bleef de melker dan slapen op deze melkplek. Het ontstaan van de Støyl. 

Kreeg dit hutje nu ook een ruimte waarin de melk alvast verwerkt kon worden tot room en bijvoorbeeld boter en kaas?  Voilà, daar was de Seter. 

Het huisje dat gebouwd werd op deze plekken had vaak een woongedeelte aan de ene kant, waar geslapen en gekookt kon worden en een gedeelte wat gerelateerd was aan het werk wat er gedaan werd. Zo'n huisje heet een Sel. 

Een Sel (seel) had dus in de meeste gevallen twee delen. In het deel waar de boer/boerin/knecht kon overnachten was ook vaak een vuurplaats om eten te koken. Vanwege het brandgevaar werd deze vaak gebouwd tegen de buitenmuur. Misschien daarom, maar dit deel van het huisje heet Utsel (uutseel). Het deel wat meer werkgerelateerd was heet Innsel of Melkesel, waar de melk dus meteen verwerkt werd. 

Ook zijn er Selen waarin gemaaid gras werd opgeslagen voor voer in de winter. Want niet alleen zomerboerderijen lagen hoger in de bergen, winterboerderijen ontstonden ook. Want een deel van de winter kon het er aangenamer en warmer zijn dan in het dal. Omdat er steeds vaker een deel van het jaar gewoond werd, kwamen er als vanzelf ook steeds meer hokjes en schuurtjes bij. En zo kon het dus ook gebeuren dat de buren van de boer in dezelfde omgeving een eigen Uthus, een huisje buiten, bouwden. 

Even om de verwarring kompleet te maken...een Uthus ( uuthuus ) is dus ook gewoon een Sel en geen buitenkakdoos. Zo'n ding wordt een Utedo ( uutedoe ) genoemd.

Hoe oud het fenomeen Støyl of Seter is laat ik aan de knappe koppen over. Ze hebben er aardig wat over geschreven en er wordt verschillend over gedacht. Waren het de Vikingen die deze plekken gebruikten om vanuit te jagen? Was het toch de ijzerwinning die open plekken in het bos creërde? Ik laat het in het midden. 


Noorwegen, net als elk land met zoveel hoogteverschil, heeft een aardige hoeveelheid van dit soort plekken. Door de band genomen vind je de meeste Støylen in Vestlandet, Agder en Telemark en Seters in de overige delen van het land. Een aantal Melkeseters zijn nog echt in gebruik, al wordt het door de strenge eisen van voedingswarentoezicht niet altijd gemakkelijk gemaakt. 

Gloppen alleen kent 32 Støylen. Dat een wandeling nog wel eens naar een Støyle leidt is dus niet zo verwonderlijk. Vaak rijden we het eerste stuk, in elk geval tot aan het tolhuisje. Soms parkeren we, soms ook rijden we na betaling door. De meeste paden zijn goed begaanbaar met een gewone auto. Maar het kan ook zijn dat je ergens komt waar dat minder het geval is. 

Eén van onze laatste tochtjes, voor de sneeuw viel, ging naar Rådastøylen en Seimestøylen. Eerst met de auto naar Årdal. Vandaar langs het bombrievenbusje en door het hek. Het hek zat dicht, dus dat sloten we weer netjes achter ons. De weg omhoog naar Årdalstøylen is goed te doen. Daar zijn we al op 600 meter hoogte en parkeren we de auto. Wij hebben ook geen keus want de weg naar Rådastøylen is niet meer dan een voetpad, tenminste in het begin. Op het bord stond 3 km naar de Støylen en 7 km naar Råd. We zouden naar Råd door kunnen lopen, dat ligt achter ons huis en konden we met de werkbus de auto wel weer ophalen. 

Het was een paar graden onder nul, er was geen zuchtje wind en de zon scheen volop. Prachtig wandelweer en we vertrokken. Het pad werd na de eerste paar meter smaller en na vijf minuten was het al niet meer dan een hertepaadje. Geen route stond aangegeven. Wel hadden we kaart en kompas bij ons, maar de gps werkte hier ook super. En met de zon aan een strakblauwe lucht, was richting bepalen een eitje. Gelukkig had het al een aantal weken flink gevroren op deze hoogte. Dat maakte dat we min of meer overal onze voeten neer konden zetten. Ook op de stukken myr, die nu bevroren waren. Myr is wat moerassig. Je zakt er niet tot je middel in, maar een paar zware natte schoenen loop je er al snel mee op. Langzaam stegen we in hoogte. Zo'n 150 meter maar het voelde niet als klimmen. Af en toe waren we het pad kwijt. Dan ineens zagen we het weer. Volgens de kaart liep het pad langs twee meren. Maar naast het eerste meer was het pad echt volledig zoek. We kozen een richting en liepen vrij soepel langs het ijs. Toen kwamen we bij een hoop stenen. Een beste hoop. We konden twee dingen doen. Terug en een andere richting kiezen, of eroverheen. Dat laatste leek een goed plan. Wat uiteindelijk sneller was geweest laat ik aan lezers fantasie, een hoop lol hadden we in elk geval wel. 

De tocht schoot door al dat geklouter en de hobbelige paadjes niet echt op. Eindelijk zagen we de beide, naast elkaar gelegen, støylen in de verte liggen, en een poosje later bereikten we de hutjes. Een groepje mensen was er bezig om luiken voor de ramen van één van de Selen te zetten en de schoorsteen af te dekken voor de winter. We zwaaiden en ze wenkten ons. Ze vertelden dat dit al generaties lang in hun bezit was. Dat ze nog wisten dat er gemolken werd en hoe ze zelf als kind met moeder, de boerin, meegingen naar boven. Hoe ze het pad naar Råd afliepen met melkbussen vol. Ze vertelden enthousiast  hoe ze als kinderen het stuk tussen Årdalstøylen en Rådastøylen in de zomer op hun blote voeten liepen, vanwege al het myr. Hoe ze er de hele zomervakantie speelden en visten. Maar ze lieten ook merken het spijtig te vinden dat dit soort 'vakantie' misschien wel verloren dreigt te gaan.

We spraken nog even over weg naar beneden, naar Råd. Ze raadden het ons af vanwege de stijle stukken die al volledig in ijsbaantjes waren veranderd. We namen hun raad ter harte en besloten dezelfde weg terug te lopen. Wél moesten we nog even een naastgelegen top op, om van het uitzicht over Breimsvatnet te genieten. Dat deden we, zwaaiden en bedankten en bliezen de aftocht. 

Omdat we al een aardig aantal uren aan het wandelen waren, begonnen magen wat te knorren. Een zonnige pauze met een warme maaltijd voelde halverwege de terugweg erg welkom. Tegen de tijd dat de zon die middag zou verdwijnen waren we weer bij ons beginpunt. We konden terugkijken op een heerlijke tocht naar de Støylen, met extra inside information op de koop toe. 





Reacties