Rjukan en het zware water

Toen wij, mei 2022, op weg terug naar huis waren, na ons avontuur bij Lysebotn.

Na een rustig ontbijt laten we het giga hyttepark achter ons voor de rit naar onze laatste overnachting bij Geilo. Een in afstand korte rit, vanwege de ingelopen honderd kilometer van de dag ervoor, en dat geeft ons ruimte om eens uitgebreid de geschiedenis in te duiken. Een uitgelezen plek om dat te doen lijkt Rjukan. 

Er was eens......... Samuel Eyde. Een in Berlijn gestudeerde ingenieur uit Arendal die uit meerdere interesses besluit, in 1903, watervallen te kopen, waaronder Rjukanfossen. Deze zouden voor hem een vermogen aan elektriciteit kunnen opwekken, al was hij er eerst nog niet helemaal uit waarvoor hij die zou gebruiken. Maar dan gaat een etentje met professor Kristian Birkeland de geschiedenisboeken in, en de Birkeland-Eyde methode lag in ontwikkeling. 

Een paar jaar later werd aan de aanleg van, toen de grootste van Noorwegen, waterkrachtcentrale begonnen. Dit kreeg een gigantisch buizenstelsel en de zgn. powerplant bij Vemork was geboren. Meteen daarbij kwam Rjukan I, de salpeterfabriek. Want dat was waar vraag naar was en dat was precies wat de heren konden maken met hun bedachte methode. Kortgezegd werkte die zo: met elektrische ovens vormden zich zogenaamde vlambogen. Door middel van lucht werd daarmee een stikstof gevormd, die later gekoeld werd, dat weer in salpeter, kunstmest, veranderde. Heel ingenieus natuurlijk, maar de beide heren waren niet de enige slimmerds. Een compromis werd gesloten en zo stonden er in Rjukan I meer dan honderd ovens. 

Meteen na de ingebruikname werd een tunnel gesprongen van zo'n vijf-en-een-halve kilometer naar Såheim, waar Rjukan II uit de grond getrokken zou worden. Een gigantische hal waarin krachtstation en ovenruimte huisden, met nog eens een kleine veertig vlamboogovens. Dat beste Sam dit niet allemaal zelf financierde zal geen verassing zijn. Bedrijven als, later, Elkem en Norsk Hydro zijn daar de gevolgen van.

***


Tegelijk met de bouw van de krachtcentrales en fabrieken werd een spoorlijn aangelegd. Toevoer van grondstoffen en producten naar de kust moest mogelijk gemaakt worden. De trein reed van Rjukan naar Mæl. Van Mæl voer er een spoorpont over Tinnsjø naar Notodden, waar het laatste stuk naar Porsgrunn de trein weer over het spoor ging. 

***


In de tijd van vòòr de bouw lagen er in het hele dal aan de voet van de Gausta slechts een aantal boerderijen. Maar de fabrieken hadden arbeidskrachten nodig, en veel.  Al deze mensen hadden woningen nodig. Een team van architecten werd aangesteld. Hun opdracht bestond uit het tekenen van een compleet dorp met industriegebouwen, recreatie, postkantoor, apotheek, ziekenhuis en veel huizen voor arbeiders en directeuren. Een bekende was Thorvald Astrup. Hij tekende onder andere Rjukan II, maar ook de Adminiet, een gastenverblijf en paradepaardje van Norsk Hydro, waar vergaderingen werden gehouden. Eigenlijk kwam je daar alleen binnen als je heel belangrijk was. Rond 1920 had Rjukan een inwonertal van meer dan achtduizend. 

***

In 1923 kreeg de bevolking een kabelbaan cadeau van Norsk Hydro. Dit was omdat men wilde dat alle bewoners de mogelijkheid zouden hebben van de zon te genieten. Een gezonde gave. Zeker als je weet dat Rjukan het bijna het hele winterhalfjaar zonder enig zonnestraaltje moet doen. De zomerzon zakt er begin oktober achter de Gaustatoppen en blijft daar voor een hele lange tijd. De kabelbaan kreeg de naam Krossobanen en de beide gondels Blåbær, de blauwe, en Tyttebær, heel verrassend, de rode.

***

                                                                                           foto 1935 (Public domain)
 
De industrie bleef ondertussen groeien en bij Vemork werd, pal voor de bestaande fabriek, een nieuwe gebouwd. Toen hij klaar was, in 1929, noemde men hem in de volksmond Vannstoffen, wat waterstoffen betekent en daarmee ook precies aangeeft wat er gedaan werd. Een, in eerste instantie reststof, bleek zwaar water te zijn. Dat, na later onderzoek, onder andere gebruikt kon worden bij het maken van atoomwapens. De productie werd gelokaliseerd in de kelder. 

Dat zware water, tungtvann op z'n Noors, heeft voor flink wat opschudding gezorgd in WO II. Duitsland had de fabriek in handen en zag wel wat in het verhogen van de productie maar daar waren de Britten het nog niet zo mee eens. Bang dat de atoombom een feit zou worden, zouden ze, samen met de Noren, de fabriek saboteren. De aanslag zou gepleegd worden met hulp van lokaal bekende Noorse soldaten. Vier van hen, met codenaam Grouse, werden in oktober '42 gedropt met parachutes boven de Hardangervidda. Op het bevroren Møsvatn zouden ze de landing voorbereiden van twee zweefvliegtuigen, waarin de anderen zaten waarmee ze de waterstoffabriek, en met name daar waar de productie van het zware water zich bevond, zouden opblazen. De zweefvliegtuigen zijn echter nooit aangekomen. De beide trekvliegtuigen kregen problemen en stortten neer. De zweefvliegtuigen waren tijdens het ongeluk gelukkig wel losgekoppeld, maar kwamen evenzogoed niet op de afgesproken plek terecht. Alle drieëntwintig die in de losgeschoten zweefvliegers zaten overleefde de landing maar zijn opgepakt en terechtgesteld. Voor de groep Grouse, die maar geen vliegtuig zagen aankomen, zat er niets anders op dan te blijven op de vidda en te wachten op een eventuele volgende aanslag, ondertussen overlevend van jacht en rendiermos. 

Eindelijk in februari van het jaar '43 konden er zes nieuwe parachutisten gedropt worden in de buurt van de plek waar de vier zich schuilhielden. De nieuwe groep, met codenaam Gunnerside, zou zich bij hen aansluiten. Gezamenlijk werd verkenning gedaan en de dag van aanslag werd gepland. 27 Februari zou de grote explosie plaatsvinden. Gekleed in Britse uniformen vertrokken ze die avond rond 20.00 uur. Ze gingen langs de kloof naar beneden, langs de rivier de Måna en langs de spoorbaan, een deel waar geen mijnen lagen. Rond 23.30 uur kwamen ze bij de fabriek aan, waar ze zich verdeelden in twee groepen. De helft van hen zou op wacht blijven om te kijken of ze niet gezien werden en waar nodig de tegenpartij uit schakelen. Ongeveer vijftien Duitsers waren er om en nabij een wachttoren. De andere vier kwamen rond 0.30 aan bij de deur van de fabriek en knipten de kettingen door. Via een buizenschacht kwamen ze bij de kelder waar ze vier en halve kilo springstof langs de productielijn van het zwaar water verdeelden. Deze keer moest het lukken en om een beetje zekerder te zijn dat alles zou ontploffen, knipten ze de oorspronkelijke lonten van twee minuten een halve minuut korter. De vier redden het maar net voor de hele boel de lucht in vloog. Dit deel van de operatie was in een half uur geklaard zonder dat er een schot gelost had moeten worden. De groep die wacht had gehouden keerde terug naar de schuilplaats terwijl de springers op ski's richting Zweden vertrokken, waar ze overigens zo'n tweeënhalve week later veilig aankwamen. 

Helaas was de productie van het tungtvann na een paar maanden alweer op gang gekomen. Dit was ook de geallieerden ter ore gekomen, waarop ze besloten dat dan de hele boel maar gebombardeerd zou moeten worden. Leif Tronstad, militair en professor, waarschuwde dat bombarderen zeer waarschijnlijk de kelder van het gebouw niet eens zou treffen en bovendien burgerslachtoffers zou maken. Toch vlogen er november '43 een honderdvijftig bommenwerpers boven Rjukan. Zevenhonderdelf bommen werden gedropt waarvan er zeshonderd faliekant mistte. Vier troffen de krachtcentrale en twee de waterstoffabriek. De kelder was nauwelijks beschadigd. Er vielen eenentwintig burgerslachtoffers maar het goede nieuws was dat de Duitsers afzagen van verdere productie.

                              foto gelijksoortig treinveer (Public domain)

Toch was het nog niet klaar. Er lag namelijk zwaar water opgeslagen voor transport naar Duitsland en dat mocht natuurlijk niet doorgaan. De zwakste plek van het traject was de veerboot over Tinnsjø. De lading zou overgevaren worden met de DF Hydro en die vooravond, 20 febr '44, ging er een paar man stiekem aan boord en plaatste een bom met een tijdklok. De veerboot zonk waar het meer vierhonderdveertig meter diep is. Veertien Noren en vier Duitsers kwamen om ter hoogte van Rudsgrend. 

***

Na 1960 verhuisde een heel groot deel van de salpeterproductie naar Herøya en Porsgrunn. Door vele ontwikkelingen in allerlei chemische processen was ook het gebouw 'waterstoffen' bij Vemork niet meer nodig en werd in '77 met de grond gelijk gemaakt. Rond '80 werd ook uit Rjukan II een groot deel van de productielijn verwijderd en toen in '91 de gehele kunstmestproductie aldaar werd neergelegd, verdween ook de rest en werd ook de spoorlijn stilgelegd. Het inwonertal daalde met ruim tweeduizend. 

In de jaren die kwamen verhuisden nog meer mensen en uiteindelijk schommelde het aantal tussen de drie- en de drieënhalf duizend. Men leefde er goed maar nog steeds in zonloze winters. Totdat Martin Andersen het bijna honderd jaar oude idee van Oscar Kittelsen, overigens gesteund door onze eerste man Sam Eyde, boven tafel haalde en er mee aan de slag ging. Veel steun kreeg hij in het begin overigens niet, maar wat was iedereen blij toen gigantische spiegels, in 2013, boven Rjukan stonden en de eerste zonnestralen het dorp in stuurden. De markt, town square, bij het gemeentehuis, waar deze zon gehapt kon worden, kreeg een grote metamorfose. De parkeerplaats werd gesloopt en een veranderbaar plein werd geschapen. In de zomer heeft het fonteinen en in de winter een heuse ijsbaan en dat alles onder het toeziend oog van Sams' standbeeld. Maar het originele idee, de zon in het dorp krijgen, is wat de mensen daar samen brengt. 

De drie gigantische spiegels die daarvoor aan de bergwand zijn gemonteerd staan vierhonderdvijftig meter hoger dan het plein. Samen hebben ze een oppervlakte van iets meer dan vijftig vierkante meter en projecteren ze een ellips van zon van zo'n zeshonderd vierkante meter, precies op het marktplein. De spiegels staan op sokkels en zijn beweegbaar. Vanuit Rjukan worden ze draadloos aangestuurd en volgen ze de zon het hele jaar door.  

***


Anno nu is er in Rjukan nog veel bedrijvigheid in het zgn. Hydroparken, wat tegenwoordig voornamelijk dienst doet als klein industriegebied met werkplaatsen en kantoren. Rjukan II huist nu onder andere een sporthal met klimwanden, squashbanen en indoor strandvolleybal. De spoorbaan, Rjukanbanen, is voor toeristen in de zomer geopend. Het paradepaardje Adminiet is nu een hotel waar je kunt slapen in o.a. de Sam Eyde Suite of de Birkelund Suite en de Blåbær en de Tyttebær zijn nog steeds in gebruik. In het dorp zijn nog een paar attributen die verwijzen naar de salpeterproductie waaronder een oven en een schoepenwiel in een park en een syntheseoven op een treinwagon. Bij Rudsgrend is een monument voor de DF Hydro.

                                                                                                         foto internetartikel
Bij Vemork is nu een industriemuseum en sinds kort ook de kelder van het zware water te bekijken. Lange tijd werd gedacht dat er niets meer over was, tot een archeoloog anders dacht en is gaan graven. De kelder bleek bijna geheel in takt. Het hele ding is gestut en staat in een gigantische etalage.

***

Mocht je Rjukan op je route tegenkomen, dan zou ik je willen aanraden er een flinke koffiepauze voor uit te trekken. 

Wij waren in elk geval heel blij met de extra tijd die we hadden.


  

 





 






 








                                                

                                             

                                            
                               


                             



 








Reacties